De Abdij van Drongen
De Oude Abdij van Drongen is met inbegrip van de tuin sinds 1998 als monument beschermd. In de middeleeuwen circuleert de legende dat de abdij gesticht werd in de 7e eeuw. Er bestaan twee versies van deze stichtingslegende. Volgens een legende zou de abdij teruggaan op de H. Amandus van Gent. Deze stichtte in die tijd de Sint-Baafs- en de Sint-Pietersabdij in Gent. De Noormannen verwoestten de abdij maar onder Boudewijn II de Kale, graaf van Vlaanderen en heer van Drongen, werd zij heropgericht. In 1136 stichtte Iwein, graaf van Aalst, heer van Waas, Drongen en Liedekerke, een abdij te Salegem (Vrasene, Beveren). Twee jaar later, in 1138, werd de abdij overgebracht naar Drongen, waar de kanunniken de regels van de Premonstratenzers of de Norbertijnen overnamen. In 1566 had de abdij te lijden onder de Beeldenstorm en in 1578, tijdens de Gentse Republiek, werden de paters verdreven naar een refugehuis Hof van Drongen te Gent. De bezittingen kwamen in handen van Willem van Oranje, maar werden door diens erfgenamen in 1609 teruggegeven. In de 17e eeuw werd de abdij voltooid, ongeveer zoals ze er nu nog staat. In 1796, onder de Franse bezetting, werden de paters opnieuw verjaagd en werd de abdij verkocht. Lieven Bauwens installeerde er in 1804 een katoenspinnerij, maar die ging failliet in 1836. In 1837 kochten de jezuïeten een deel van de abdij en vestigden er hun noviciaat. In 1848 kochten zij de rest van het domein. De opleidingen bleven er meer dan een eeuw tot in 1968. De bezinningen en de retraites, individueel of in groep, zijn gebleven. Zo werd de abdij uiteindelijk een bezinningscentrum.